Wil je je geschiedenisles boeiender maken met activerende werkvormen? In deze blog ontdek je wat Actief Historisch Denken is, welke 6 werkvormen in Tijd voor Geschiedenis zitten en hoe je ze morgen al inzet in je les.
Hoe maak je het vak geschiedenis zo boeiend dat leerlingen kritisch gaan nadenken over het verleden? Deze vraag vormde de start van wat we nu kennen als Actief Historisch Denken.
Het doel van Actief Historisch Denken is om bij te dragen aan historisch denken en redeneren. Door uniek bronmateriaal te combineren met activerende didactiek, werken leerlingen tegelijkertijd aan het vergroten van historische (feiten)kennis, historische vaardigheden en het begrijpen van de historische context.
Verschillende activerende werkvormen zijn door de gehele methode Tijd voor Geschiedenis te vinden – maar op welke manier kun je deze werkvormen het meest efficiënt inzetten in je lessen? Daar helpen we je in deze blog mee op weg.
- Het geheim achter historisch inzicht
- 6 werkvormen die je geschiedenisles transformeren
- Van theorie naar praktijk: zo zet je het in
- Een voorbeeld uit de methode
- Houd deze 3 ontwerpprincipes in gedachten
- Aan de slag met Actief Historisch Denken
Het geheim achter historisch inzicht
De werkvormen van Actief Historisch Denken zijn zo ontworpen dat leerlingen individueel en samen met klasgenoten leren redeneren. De opdrachten stimuleren het analyserende en evaluerende denkvermogen, zodat leerlingen hun visie kunnen geven op een echte historische kwestie.
De vorming van deze visie wordt gestimuleerd door de verwerking van creatieve en activerende elementen in de opdrachten. Op individueel niveau of in samenwerking met klasgenoten gaan leerlingen aan de slag met de argumentatie en kaders van hun visie op de historische kwestie.
6 werkvormen die je geschiedenisles transformeren
Bekende werkvormen die in Tijd voor Geschiedenis worden gebruikt, zijn de volgende:
Waardelijnen en waardenkwadranten: met een waardelijn of -kwadrant onderzoeken leerlingen hoe verschillende waarden en standpunten uit het verleden elkaar versterken of juist met elkaar botsen, waardoor ze meer grip krijgen op historische dilemma’s.
Mysteries: een mysterie daagt leerlingen uit om als historisch onderzoeker een probleem uit het verleden op te lossen met behulp van losse informatiekaartjes.
Levende grafieken: hierin worden cijfers tot leven gebracht doordat leerlingen in gesprek gaan én de cijfers verbinden met concrete historische gebeurtenissen.
De diamant: met een diamant rangschikken leerlingen historische gebeurtenissen, begrippen of standpunten naar belangrijkheid, waardoor ze gedwongen worden keuzes te maken en die te beargumenteren.
Chronologiewerkvormen: in chronologieopdrachten, zoals de ‘levenslijn’, werken leerlingen met een tijdbalk waarop zij historische gebeurtenissen niet alleen plaatsen, maar ook verdiepen met inlevingsopdrachten die abstracte feiten tot leven brengen.
‘Ik ben’-gedicht: met een ‘ik ben’-gedicht verplaatsen leerlingen zich in een historische persoon en verwoorden zij in dichtvorm diens ervaringen, gevoelens en perspectief.
In ieder hoofdstuk van havo en vwo (zowel onderbouw als bovenbouw) zijn een aantal van deze werkvormen te vinden. Als docent herken je ze aan het bovenschrift of de titels. In de bovenbouw is er ook een schema bij elk hoofdstuk beschikbaar, waarin wordt aangegeven waar in het hoofdstuk de werkvormen te vinden zijn.
Van theorie naar praktijk: zo zet je het in
Tijdens de opdrachten gaan leerlingen zelf aan de slag met het bronmateriaal. Als docent kun je dat bevorderen door bijvoorbeeld één bron samen met de leerlingen te behandelen en de leerlingen daarna in groepen aan het werk te zetten.
Tijdens het werken stel je vragen om leerlingen aan het denken te zetten. Zowel de nabespreking op inhoud als het gesprek over het proces zijn essentieel bij deze werkvormen. Naast historische denkvaardigheden geven de opdrachten ook inzicht in bijvoorbeeld de eigen voortgang en hoe leerlingen omgaan met grote hoeveelheden informatie.
Een voorbeeld uit de methode
Neem het waardenkwadrant over de Eerste Wereldoorlog uit de bovenbouw (paragraaf 9.2). In dit kwadrant moeten leerlingen brieven van het front plaatsen bij abstracte concepten zoals nationalisme. Voorafgaand aan de opdracht is het goed om met de leerlingen te bespreken wat ze verstaan onder bepaalde concepten, zoals het begrip ‘nationalisme’.
Digitaal kun je via de knop ‘antwoorden van leerlingen’ in één oogopslag zien waar de leerlingen specifieke bronnen naartoe hebben gesleept. Als je niet alle bronnen wilt bespreken, raden we aan om de bronnen te bespreken waar de meeste spreiding in de antwoorden is. Dit leidt gegarandeerd tot een gesprek in de klas. Alleen de docent kan zien van wíe specifieke antwoorden zijn en daarmee leerlingen gericht vragen om hun antwoord toe te lichten.
Het is zinvol om het gesprek te richten op hoe de gekozen bronnen aansluiten bij de concepten zoals ‘nationalisme’. Of gebruik deze vraag als afsluiting van de opdracht door leerlingen te laten noteren wat ze hebben geleerd over een specifiek concept in deze les.
Houd deze 3 ontwerpprincipes in gedachten
Ben je door het bovenstaande geïnspireerd om je eigen werkvormen te gaan ontwikkelen? Waarschijnlijk heb je als docent veel eigen materiaal liggen waarover je een werkvorm kunt ontwikkelen. De ontwerpprincipes van Actief Historisch Denken stellen docenten in staat om zelf nieuwe activerende werkvormen te ontwikkelen die het historisch denken en redeneren bevorderen. Daarom willen we jullie deze ontwerpprincipes niet onthouden. Houd tijdens het ontwikkelen van activerende werkvormen deze drie ontwerpprincipes in gedachten:
- Daag het historisch denken uit: creëer cognitieve wrijving.
- Stimuleer beargumenteerde afwegingen.
- Schep een uitdagend leerklimaat.
Aan de slag met Actief Historisch Denken
Klaar om activerende werkvormen in te zetten in je geschiedenisles? In Tijd voor Geschiedenis vind je alle werkvormen kant-en-klaar uitgewerkt voor havo en vwo, zowel onderbouw als bovenbouw.
Vraag een gratis proefaccount aan en ga ermee aan de slag!
